Op 26 april 2006 is de zogeheten Europese Handhavingsrichtlijn Intellectuele eigendomsrechten in werking getreden. Nederland heeft deze richtlijn weliswaar nog niet geïmplementeerd, maar de gevolgen ook voor Nederlandse inbreukmakers zijn in feite reeds zichtbaar. Zolang de richtlijn nog niet is geïmplementeerd kan en zal een rechter, geconfronteerd met deze materie, richtlijnconform moeten handelen. In de praktijk heeft zich dit ook voorgedaan. In 2006 zijn reeds een aantal uitspraken door rechters gedaan waarbij de werkelijke proceskosten, die natuurlijk fors kunnen oplopen, zijn opgelegd aan de inbreukmakende partij. Daarbij is wel de toets van de redelijkheid en billijkheid gehanteerd alsmede de veroordeling gematigd indien er sprake was van een inbreukmaker die te goeder trouw had gehandeld, Een volledige en dus daadwerkelijke proceskostenveroordeling is opgelegd indien bleek dat de inbreukmaker te kwader trouw had gehandeld.

In plaats van de gebruikelijke - vaak lage - forfaitaire proceskostenvoordelingen kunnen in zaken waarbij inbreuk is gemaakt, thans derhalve de daadwerkelijke proceskosten worden gevorderd. Anderzijds zal er ook rekening mee moeten worden gehouden dat bij het aanpakken van een vermeende inbreukmakende partij bij het verliezen van een dergelijke procedure ook de eisende partij uiteraard forse risico's loopt. Het verdient dan ook aanbeveling om een zorgvuldige afweging te maken bij het starten van een dergelijke procedure. De vraag doet zich natuurlijk voor of dit de voorbode is van proceskostenveroordelingen van de werkelijke kosten ook in overige zaken.

mulderink@koch-heuvel.nl