Bedrijven die investeren in vrouwvriendelijke maatregelen, zoals regelingen voor kinderopvang en deeltijdwerk, plukken daar de vruchten van.
Volgens onderzoeken van het SCP stoppen vrouwen in 'emancipatoire bedrijven' aanzienlijk minder vaak met werken als zij kinderen krijgen dan in bedrijven zonder regelingen (31 tegenover 41 procent stopt). Het SCP concludeert: 'er is sprake van een wisselwerking tussen het emancipatoire gehalte van arbeidsorganisaties en de keuze van paren voor een bepaald verdienerstype'.
Het minst emancipatoir zijn bedrijven in de akker- en tuinbouw, het grootste deel van de detailhandel (inclusief warenhuizen en supermarkten) en een groot deel van de zakelijke dienstverlening (onder andere uitzendbureaus en schoonmaakbedrijven). Bedrijven in deze categorie bieden weinig gelegenheid om in deeltijd te werken, hebben nauwelijks regelingen voor kinderopvang en ouderschapsverlof wordt weinig aangeboden.
Iets beter is het gesteld met de kledingbranche, de basismetaal, de elektrische apparatenhandel, de groothandels en de reisorganisaties. Deze bedrijven bieden vaak wel de mogelijkheid om deeltijd te werken, maar daar blijft het dan ook bij.
Organisaties in de derde categorie scoren beter op ouderschapsverlof en CAO-regelingen, maar middelmatig op deeltijdwerk en kinderopvang. Hieronder vallen veelal bedrijven in de sectoren transport (spoor en lucht), communicatie (KPN), energiebedrijven en culturele uitleencentra.
In categorie vier vallen bedrijven die wel iets doen aan emancipatie, maar onder het voorbehoud dat het henzelf niet schaadt. Het gaat om bedrijven in de bouw, de industrie en de handel. De meest geëmancipeerde bedrijven bieden in veel gevallen betaald ouderschapsverlof, kinderopvang en de mogelijkheid om in deeltijd te werken. Ze zijn te vinden in het openbaar bestuur, de gezondheidszorg, welzijn en financiële dienstverlening.
Er zit ook een minder zonnige kant aan vrouwvriendelijke bedrijven in typische vrouwensectoren, wordt geconstateerd in de Vrouwenloonwijzer van de fnv. Vrouwvriendelijke bedrijven bieden lang niet altijd een goed salaris. Wie veel geld wil verdienen en regelmatig promotie maken kan beter in een mannenberoep of gemengd beroep werken
Vrouwen op de arbeidsmarkt in cijfers
- Vrouwen nemen gezamenlijk 35 procent van het Bruto Binnenlands Product voor hun rekening. Omgerekend in harde valuta komt dat neer op 270 miljard gulden.
- 51 procent van de vrouwen tussen de vijftien en 64 jaar had in 1999 een baan. In 1970 was dat nog slechts 29 procent. 39 Procent van de vrouwen tussen vijftien en 64 jaar is ook economisch zelfstandig.
- De arbeidsparticipatie van allochtone vrouwen ligt op 46 procent. De participatiegraad onder Marokkaanse vrouwen is het laagst (21 procent), terwijl Surinaamse vrouwen weer net iets meer en ook vaker voltijds werken dan autochtone vrouwen (53 procent).
- De werkloosheid onder vrouwen ligt twee keer zo hoog als onder mannen en was in 1999 zes procent.
- De houding ten opzichte van werkende moeders veranderde in de laatste decennia volledig. In 1965 vond 84 procent van de Nederlanders het nog bezwaarlijk als een vrouw met schoolgaande kinderen buitenshuis werkte, dertig jaar later staat nog maar achttien procent achter die mening.
- Vrouwen en mannen veranderen in het bedrijf ongeveer even vaak van functie (gemiddeld zo'n elf procent), maar vrouwen zoeken aanmerkelijk vaker buiten het bedrijf emplooi (23,8 procent tegenover 19,8 procent). Uit onderzoek onder hoger opgeleiden blijkt ook dat vrouwen vaker van plan zijn van werkgever te veranderen (46 procent tegenover 38 procent). Een verklaring zou kunnen zijn dat voor vrouwen een prettige werksfeer belangrijker is dan voor mannen (82 procent tegenover 77 procent).
- Het aandeel vrouwen in hogere functies en wetenschappelijke beroepen is gestegen van 33 procent (in 1994) naar 37 procent (in 1999). Het aandeel vrouwen in de beroepsgroep 'managers in hogere en wetenschappelijke beroepen' steeg eveneens; van 14 naar 21 procent in 1999.
De overheid helpt een handje mee
De overheid probeert met initiatieven als de Emancipatiemonitor en Vrouwenloonwijzer de arbeidsparticipatie van vrouwen te stimuleren. De jaren dat een vrouwelijke ambtenaar op de dag van haar huwelijk werd ontslagen, zijn definitief voorbij. Sterker nog, de overheid neemt het voortouw in het emancipatieproces. In 2010 wil zij, volgens het door haar voorgestelde Combinatiescenario, dat mannen en vrouwen in een zelfde type huishouden evenveel uren betaalde en onbetaalde arbeid verrichten.
Mooie plannen, maar vooral de laagopgeleide vrouwen blijven nogal achter. Van hen werkt slechts eenderde (en dat is nog voordat ze kinderen krijgen). De Sociaal Economische Raad (ser), is daarom met een aantal voorstellen gekomen om de arbeidsparticipatie onder deze groep te verhogen. Onderwijs, scholing en inburgering vormen de eerste poot van het advies. Het effectief stimuleren van arbeidsdeelname door te investeren in kwaliteit van werk en het oplossen van de armoedeval is de tweede. Tot slot zouden allerlei belemmeringen bij toetreding moeten worden weggenomen, bijvoorbeeld door vaardigheden die vrouwen buiten de arbeidsmarkt hebben verworven te gaan erkennen. Een soort Erkenning van Verworven Competenties (evc) dus, maar dan opgedaan buiten de betaalde banen. Want een moeder die altijd in staat is geweest om een huishouden te runnen, zal wel een goed organisatorisch vermogen hebben.
BRON: PW Vakblad