Op 1 juni 1999 is de Wet fiscale behandeling van pensioenen in werking getreden. De wettelijke bepalingen zijn ondergebracht in de Wet op de
loonbelasting. In deze wet wordt een overgangstermijn gegeven voor reeds bestaande pensioenregelingen. Deze regelingen dienen in ieder geval
per 1 juni 2004 aan de nieuwe wet- en regelgeving te zijn aangepast. Voor regelingen die na 1 juni 1999 zijn ingevoerd geldt dat deze direct
aan de nieuwe wet- en regelgeving dienen te voldoen. Dit geldt ook voor vóór 1 juni 1999 bestaande regelingen, die tussentijds zijn gewijzigd.
Pensioenregelingen moeten hierdoor op vele punten worden aangepast. Bijvoorbeeld mag er geen nabestaandenpensioen worden opgebouwd over variabele
loonbestanddelen. Dit is slechts een voorbeeld uit een lange reeks formele vereisten, waaronder ongeveer dertig sinds 1999 verschenen besluiten
van het Ministerie van Financiën. Uit ervaringsgegevens blijkt dat door de vele en strenge eisen 80 tot 90% van alle pensioenregelingen in
Nederland fiscaal gezien niet (volledig) als zodanig kwalificeren met alle risico's van dien.
Bovenstaande geldt ook voor de directeur groot-aandeelhouder (DGA), die een pensioen in eigen beheer opbouwt. Naast het feit dat de DGA moet voldoen
aan de formele vereisten is het maximale opbouwpercentage per dienstjaar verlaagd van 2,33% naar 2% voor eindloonregelingen. Pensioen opbouwen over de
auto van de zaak is ook niet meer mogelijk. Verder wordt de AOW-franchise verhoogd van ongeveer e 5.500 naar ongeveer e 16.000. Voor een DGA betekenen
de wijzigingen dat al gauw 10 tot 20% minder pensioen in eigen beheer kan worden opgebouwd. Hier staat tegenover dat het onder de Witteveen-wetgeving
mogelijk is om dienstjaren doorgebracht bij een vorige werkgever in te kopen, waardoor er meer pensioen in eigen beheer opgebouwd kan worden. Bovenstaande
Witteveen-wetgeving is van toepassing op alle pensioentoezeggingen door Neder-landse werkgevers aan hun werknemers en dus ook op regelingen ondergebracht
bij bedrijfstak- en ondernemingspensioenfondsen en bij verzekeringsmaatschappijen. Pensioen is een toezegging van de werkgever aan de werknemer en is
derhalve onderdeel van de arbeidsvoorwaarden. De werkgever is verantwoordelijk voor de inhoud van de pensioenregeling en ook inhoudingsplichtige voor de
loonheffing ingeval de regeling niet juist is vormgegeven. Indien een pensioenregeling per 1 juni 2004 niet voldoet aan de Witteveen-wetgeving, is er
geen sprake meer van pensioen, maar van loon. Dit betekent dat de gehele pensioenaanspraak in één keer (tegen maximaal 52%) belast moet worden. Als dit
bewust door de werkgever wordt nagelaten, zouden er vergrijpboetes kunnen worden opgelegd. Dit heeft een aanzienlijke invloed op de vermogenspositie en
liquiditeitspositie van de onderneming.
De werkgever kan de belasting verhalen op de werknemer aangezien de laatste belastingplichtig is voor de loonbelasting. Verhaalt de werkgever niet, dan
wordt dit gezien als een fiscaal voordeel voor de werknemer, hetgeen brutering tot gevolg heeft. Verder is voor de toekomst de omkeerregel (aanspraak niet
belast, uitkeringen wel) niet meer van toepassing. Voor IB-ondernemers en zelfstandigen is de Witteveen-wetgeving niet van toepassing, omdat het regelgeving
betreft voor pensioenen, die door een werkgever aan een werknemer worden toegezegd. Een IB-ondernemer of een zelfstandige heeft geen werkgevers-werknemersrelatie
(er is namelijk geen dienstbetrekking).
De werkgever kan de belasting verhalen op de werknemer aangezien de laatste belastingplichtig is voor de loonbelasting. Verhaalt de werkgever niet, dan
wordt dit gezien als een fiscaal voordeel voor de werknemer, hetgeen brutering tot gevolg heeft. Verder is voor de toekomst de omkeerregel (aanspraak niet
belast, uitkeringen wel) niet meer van toepassing. Voor IB-ondernemers en zelfstandigen is de Witteveen-wetgeving niet van toepassing, omdat het regelgeving
betreft voor pensioenen, die door een werkgever aan een werknemer worden toegezegd. Een IB-ondernemer of een zelfstandige heeft geen werkgevers-werknemersrelatie
(er is namelijk geen dienstbetrekking).
Belastingplan 2004
De hiervoor behandelde Witteveen-wetgeving staat echter los van de op Prinsjesdag (16 september 2003) gepresenteerde Miljoenennota en het Belasting-plan 2004.
In het Belastingplan 2004 zijn er (wederom) behoorlijk ingrijpende wijzigingen op pensioengebied voorgesteld.
Het kabinet heeft voorgesteld om alleen de koopsommethode en de premie/koopsommethode als toegestane actuariële waarderingsmethoden voor pensioenvoorzieningen
aan te merken. Dit heeft tot gevolg dat de in de praktijk vaak gebruikte premie-bij-indiensttredingmethode niet meer toegestaan wordt, waardoor de pensioenvoorziening
in de opbouwfase aanvankelijk ongeveer 40% lager zal zijn. De reeds opgebouwde pensioenvoorziening wordt vervolgens bevroren totdat dotatie aan de pensioenvoorziening
weer mogelijk is. Verder is voorgesteld om de leeftijdsterugstellingen van 5 jaar voor mannen en 6 jaar voor vrouwen op de gebruikte sterftetafels bij de berekening
van de pensioenvoorziening voor zowel mannen als vrouwen op 0 jaar te stellen. Dit heeft tot gevolg dat de pensioenvoorziening op pensioendatum ongeveer 10% lager zal
zijn. Dit betreffen echter wetsvoorstellen, die nog door het parlement goedgekeurd dienen te worden. Op het moment van schrijven bestaat er echter nog geen duidelijkheid
over de daadwerkelijke invoering van deze wetsvoorstellen. De afschaffing van de fiscale faciliëring van het overbruggingspensioen vanaf 60-jarige leeftijd is, indien de
sociale partners het Najaarsakkoord accepteren, voorlopig van de baan. Het einde van de overgangsregeling van de Witteveen-wetgeving en het Belastingplan 2004 zijn evenwel
voldoende reden om goed naar uw pensioensituatie te (laten) kijken.
Mogelijkheid tot uitstel van salaris voor de DGA
Voor een directeur-grootaandeelhouder (DGA) bestaat de mogelijkheid om het salaris voor 10% uit te stellen naar een later tijdstip. In dat geval is wel sprake van aftrekbaarheid
van de salariskosten bij de B.V., terwijl de heffing van inkomstenbelasting uitgesteld kan worden naar een volgend jaar. In het kader van de progressie in de inkomstenbelasting
kan dit tot een belastingvoordeel leiden. Gedacht kan worden aan de situatie waarin in een volgend jaar sprake is van hoge aftrekposten, zodat belasting tegen een lager tarief
wordt geheven. De mogelijkheid voor de DGA om een deel van het salaris uit te stellen wordt vanaf 1 januari 2004 afgeschaft. Dit jaar kan dus voor de laatste keer gebruik gemaakt
worden van deze mogelijkheid.