PricewaterhouseCoopers
Profiteert u van de Wet Vpb 2007?
In september 2005 hebben wij u reeds eerder geïnformeerd over de Wet werken aan winst
(hierna: de Wet). Op 24 mei 2006 is het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gezonden. De Wet
beoogt de Nederlandse concurrentiepositie te verbeteren. Verder wordt modernisering van de Wet
als noodzakelijk aangemerkt, gelet op de ontwikkelingen in de rechtspraak van het Europese Hof
van Justitie. De geplande ingangsdatum van deze ingrijpende wetswijziging is 1 januari 2007. In
dit artikel zullen wij de meest in het oog springende wijzigingen bespreken.
Mr. Rick Mijnsbergen
Verlaging van het vennootschapsbelastingtarief
Het tarief van de vennootschapsbelasting wordt verlaagd naar 25,5%. Nederland komt hiermee onder
het gemiddelde tarief van de (oude) Europese Unie. De winst tot € 25.000 wordt belast tegen 20% en
de winst tussen € 25.000 en € 60.000 wordt belast tegen 23,5%.
De invoering van een groepsrentebox
De introductie van een groepsrentebox is voorgesteld voor het saldo van binnen een groep van
verbonden lichamen ontvangen en betaalde rente (groepsrentesaldo). Deze rente wordt effectief
belast tegen 5%, doordat het groepsrentesaldo voor 5 / 25,5 deel in aanmerking genomen wordt.
Het bedrag dat in aanmerking komt voor belasting naar het effectieve tarief van 5% wordt beperkt
tot het percentage heffingsrente van het vierde kwartaal berekend over het gemiddelde fiscale
vermogen van dat jaar. Op deze manier wordt bereikt dat de groepsrentebox beperkt blijft tot
groepsfinancieringsactiviteiten waarvoor eigen vermogen is aangewend.
Toepassing van de groepsrentebox is optioneel. De keuze voor de groepsrentebox moet door
alle in Nederland belastingplichtige groepsmaatschappijen worden gemaakt en geldt voor een periode
van tenminste 3 jaar. Tot de groep behoren lichamen waarin voor meer dan 50% wordt deelgenomen.
Beperking van de verliesverrekening
De verlaging van het vennootschapsbelastingtarief moet deels gefinancierd worden uit de beperking
van de mogelijkheden tot verliesverrekening. De achterwaartse verliesverrekening wordt beperkt van
3 tot 1 jaar. De momenteel onbeperkte voorwaartse verliesverrekening wordt beperkt tot een termijn
van 9 jaar. Voor verliezen daterend uit jaren voor 2002 geldt een overgangsregeling. Deze verliezen
zijn tot en met 2011 verrekenbaar.
De afschrijving van bedrijfsmiddelen
Naast de beperking van de verliesverrekening moet de beperking van de afschrijving bijdragen aan
de financiering van het verlaagde vennootschapsbelastingtarief. De afschrijving van vastgoed wordt
beperkt. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen beleggingspanden en bedrijfsgebouwen die in
gebruik zijn binnen de onderneming. Beleggingspanden zijn slechts afschrijfbaar totdat de WOZ-waarde
wordt bereikt. Panden in eigen gebruik zijn afschrijfbaar totdat de boekwaarde van het pand
inclusief ondergrond 50% van de WOZ-waarde heeft bereikt. De WOZ-waarde wordt jaarlijks bij
beschikking vastgesteld. Wel blijft het mogelijk om bedrijfsgebouwen te waarderen tegen aantoonbaar
lagere bedrijfswaarde.
Voor panden waarop op 1 januari 2007 nog geen 3 jaar is afgeschreven, komt een beperkte
overgangsregeling. Op deze panden mag maximaal 3 jaar volgens de huidige regeling worden
afgeschreven. Bedraagt de boekwaarde op 1 januari 2007 minder dan is toegestaan, dan wordt
niet teruggekomen op de afschrijvingen uit het verleden.
Ook is voorgesteld de afschrijving van goodwill en andere bedrijfsmiddelen te wijzigen.
De minimale afschrijvingsperiode van goodwill gaat verlengd worden naar 10 jaar. De
afschrijvingstermijn voor overige bedrijfsmiddelen bedraagt minimaal 5 jaar. Dit betekent dat ook
over computerapparatuur 5 jaar moet worden afgeschreven.
De waardering van onderhanden werk en onderhanden opdrachten
In afwijking van de bestaande jurisprudentie wordt het verplicht om bij de waardering van
onderhanden werk het constante deel van de algemene kosten op te nemen. Daarnaast moet het
onderhanden werk op balansdatum gewaardeerd worden op het gedeelte van de overeengekomen
vergoeding voor het gehele werk dat aan het onderhanden werk kan worden toegerekend. Het is
niet meer toegestaan de winst bij oplevering te nemen. Wel is het mogelijk een voorziening te
vormen voor het geactiveerde onderhanden werk, mits daar aanleiding toe bestaat.
Verlaging van het tarief van de dividendbelasting
Het tarief van de dividendbelasting zal met ingang van 1 januari 2007 verlaagd worden van 25% naar
15%. Deze verlaging vermindert de administratieve lasten voor uitkerende vennootschappen en
particulier aandeelhouders die niet langer hoeven te verzoeken om verlaging van het 25%-tarief
tot het onder verdragen gebruikelijke tarief van 15%. Wellicht ten overvloede merken wij op dat
het tarief voor inkomsten uit aanmerkelijk belang 25% blijft. Dit betekent dat op de
dividenduitkering die een directeur groot aandeelhouder vanuit zijn BV ontvangt 15%
dividendbelasting moet worden ingehouden door de vennootschap. In de aangifte inkomstenbelasting
wordt de dividenduitkering belast als inkomsten uit aanmerkelijk belang tegen 25% onder verrekening
van 15% afgedragen dividendbelasting door de BV.
Ten slotte
De hierboven genoemde wijzigingen zijn gebaseerd op het bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel.
De voorstellen moeten nog door de Eerste en Tweede Kamer behandeld worden. Wellicht dat nog de
nodige wijzigingen en aanpassingen plaatsvinden. Hiervan houden wij u uiteraard op de hoogte.
|