Alles over de nieuwe Wet kinderopvang, ingaande 1 januari 2005
Vanaf 1 januari 2005 treedt de nieuwe Wet kinderopvang in werking. Het doel van de nieuwe wetgeving is om het ouders
gemakkelijker te maken werk en zorg voor kinderen te combineren. De kwaliteit van en toezicht op kinderopvang moet worden
verhoogd, en de financiering van kinderopvang wordt helemaal omgegooid. Ouder, werkgever en overheid zullen voortaan samen
de kosten van kinderopvang gaan betalen.
Als u al gebruikt maakt van kinderopvang, heeft u zich waarschijnlijk al verdiept in de gevolgen van de nieuwe regeling voor uw
eigen situatie. Toch hebben wij een en ander nog eens op een rijtje gezet, zodat u nog eens rustig kunt bepalen of de door u
gekozen situatie de optimale is.
Voorwaarden
Kinderopvang valt uiteen in dagopvang (voor kinderen tussen de 0 en 4 jaar), buitenschoolse opvang (voor kinderen tussen 4 en circa
12 jaar), gastouderopvang (opvang door gastouder van maximaal 4 kinderen) en ouderparticipatiecrèches (ouders passen ombeurten op de
kinderen). De kinderopvanginstantie moet zijn ingeschreven bij de gemeente. Oppassen door familie en/of vrienden, het verblijf in
peuterspeelzalen en overblijven op school geldt niet als kinderopvang. De kinderopvangregeling geldt voor kinderen totdat zij naar het
voortgezet onderwijs gaan. In geval van twee verzorgende ouders, moeten beide ouders werken, in geval van één ouder, moet deze ouder
werken. De aard van het werk is niet relevant, zolang er maar inkomsten tegenover staan. De regeling geldt dus zowel voor werknemers
in dienstbetrekking als voor ondernemers, freelancers, directeur-grootaandeelhouders enzovoort. Het aantal dagen dat in de week wordt
gewerkt is ook niet relevant. Als de vader bijvoorbeeld vier dagen werkt, en de moeder één dag, dan geldt de regeling. Speciale groepen
mensen, zoals scholieren, kunstenaars, nieuwkomers en arbeidsongeschikten, kunnen onder voorwaarden ook in aanmerking komen voor de regeling.
Verder is nog van belang dat de ouders onder de nieuwe regeling zelf een contract moet afsluiten met het kinderopvangcentrum. Voorheen
zorgde de werkgever hier vaak voor.
Kwaliteit en toezicht
De nieuwe wet heeft als doel de kwaliteit van de kinderopvang en het toezicht erop te verhogen. De wet schrijft voor dat de kinderopvanginstantie
dient te zorgen voor verantwoorde kinderopvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind. De kinderopvanginstantie moet
hierbij letten op de verhouding personeel/kinderen, de grootte van de groep kinderen en opleiding van het personeel. Daarnaast moet de kinderopvanginstantie
een risico-inventarisatie opstellen en informatie aan ouders verstrekken over het beleid. De gemeente is verantwoordelijk voor het toezicht op de
kinderopvangcentra. Het kinderopvangcentrum moet verplicht een oudercommissie instellen. Deze commissie krijgt recht van advies over allerhande zaken,
variërend van prijsniveau, voedingsaangelegenheden tot openingstijden.
De kosten van kinderopvang
Ouders, werkgevers en overheid gaan de kosten van kinderopvang samen betalen. De verhouding is afhankelijk van meerdere factoren. Allereerst heeft de
overheid heeft een maximum uurtarief gesteld. Indien het werkelijke uurtarief hoger is dan dit maximum, komen de kosten hiervan in ieder geval voor
rekening van de ouder. Het maximum uurtarief bedraagt in 2005 € 5,68 voor dagopvang en € 6,13 voor buitenschoolse opvang. Het is dus een goed idee
om hier bij het aangaan van een contract rekening mee te houden.
Dan komen we bij de tegemoetkomingen
Ten eerste betaalt de overheid een basistegemoetkoming. De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de totale kosten van de kinderopvang voor
het gezin, het jaarinkomen van de ouders, het aantal uren kinderopvang en de soort kinderopvang.
Voor het eerste kind krijgen de laagste inkomens (inkomen tot e 17.513) 63,2% van de totale factuur vergoed. Dit percentage loopt af naarmate het inkomen stijgt,
waarbij de hoogste inkomens (vanaf e 71.022) 1,8% krijgen vergoed. Voor de volgende kinderen vergoedt de overheid van 63,2% oplopend tot 47,1%. Relevant is hier
het zogenaamde verzamelinkomen. Kort gezegd is dit uw inkomen in box I, II en III samen. U kunt uw verzamelinkomen meestal gemakkelijk benaderen door van uw brutoloon
(of winst) de aftrekposten (bijvoorbeeld hypotheekrente) af te trekken.
Naast de basistegemoetkoming van de overheid kunnen werkgevers 1/3 (33,33%) van de totale kosten onbelast vergoeden.
Zij zijn dit echter niet (wettelijk) verplicht! In principe vergoeden de werkgevers van beide ouders ieder 1/6 deel. Indien een van de werkgevers ervoor kiest
dit niet te doen, kan de andere werkgever dit deel aanvullen, tot uiteindelijk 1/3 deel vergoed wordt. Indien in totaal meer dan 1/3 deel wordt vergoed, is het
meerdere loon, belast met loon-/ inkomstenbelasting. Indien de werkgevers samen geen 1/3 deel vergoeden, zal de overheid de eerste jaren een extra tegemoetkoming
geven. Het percentage vergoeding loopt weer af naarmate het inkomen stijgt. Voor het eerste kind is de extra tegemoetkoming 96,5% tot 11,0% van de niet door de
werkgever vergoede kosten, voor volgende kinderen 96,5% tot 51,1%. Indien de werkgever de kosten niet vergoed, is de werknemer dus altijd slechter af, ondanks
de extra tegemoetkoming van de overheid. Directeur-grootaandeelhouders (DGA's) en andere ondernemers kunnen zelf bepalen hoe zij de regeling inkleden. Zij zijn
immers zowel werkgever als werknemer. In dat geval kan het aantrekkelijk zijn om geen tegemoetkoming te laten uitbetalen door de werkgever, zodat dit deels door
de overheid wordt gefinancierd. De onderneming wordt dan ontlast. Dit zal met name spelen bij een laag winst en loonniveau. Bij een hoge winst kan het weer
aantrekkelijk zijn om de onderneming 100% van de kosten te laten vergoeden.
Dit verhoogt weliswaar het loon, maar vormt een aftrekpost voor de onderneming.
Bovendien kan pensioen worden opgebouwd over het hogere loon, wat ook weer leidt tot een aftrekpost. De onderneming draagt alle lasten, en de ouders behoeven
zelf niets te betalen. Een en ander is uiteraard afhankelijk van de precieze feiten en omstandigheden. Het bedrag dat resteert na aftrek van de tegemoetkomingen
van de overheid en werkgever komt voor rekening van de ouder. Op grond van bovengenoemde percentages betekent dit dat de laagste inkomens voor het eerste kind
in het ongunstigste geval (de werkgever betaald niet mee) 100%-63,2%-(33,33%*96,5%) = 4,6% zelf betalen, en ouders met de hoogste inkomens 100%-1,8%-(33,33%*11,0%)
= 94,5%. De basistegemoetkoming en de extra tegemoetkoming van de overheid kunt u aanvragen bij de Belastingdienst. De tegemoetkoming wordt in maandelijkse
termijnen uitbetaald.
|