Ondanks een stortvloed aan wetswijzigingen zoals deze ons per 1 januari 2006 zal 'verwelkomen' heeft het wetsvoorstel om tot een aanpassing van het concurrentiebeding te komen het (nog) niet gehaald.

Voorlopig is het wetsvoorstel ter advisering naar de SER gestuurd. Tot dat moment is het afwachten geblazen. Daardoor blijft de huidige wettelijke bepaling (artikel 7:653 BW) en de daarmee samenhangende rechtspraak actueel. Veel meer dan veelal wordt gedacht zal een werknemer die een concurrentiebeding tekent daarmee rekening moet houden, tenzij bijzondere omstandigheden een rol spelen, waarover ik in dit kader niet verder zal uitweiden. Wellicht dat zolang de wettelijke bepaling nog niet is gewijzigd een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van begin van dit jaar in bepaalde gevallen aan de werknemer hulp kan bieden. In dat arrest is bepaald dat ondanks het feit dat het concurrentiebeding was getekend en er ook geen sprake was van een aanmerkelijke positieverbetering, hetgeen vaak een belangrijke rol speelt, de werkgever toch geen beroep op het beding kon doen omdat dit niet redelijk en billijk zou zijn. Het vaak grijze gebied van de redelijkheid en de billijkheid heeft in die kwestie uitkomst geboden aan de desbetreffende werknemer. Wel dient daarbij gemeld te worden dat er sprake was van een werkgever die zich op een zeer grove en beledigende wijze had opgesteld naar de werknemer, hetgeen voor het Hof een belangrijke rol heeft gespeeld bij de beoordeling van het desbetreffende geschil. Voor werknemers bestaat er derhalve een opening om met een beroep op dit arrest te laten bekijken in hoeverre het concurrentiebeding opzij kan worden geschoven. Dit dan uiteraard met name in de situaties waarbij de werkgever zich als slecht werkgever heeft gedragen. Zolang evenwel het nieuwe artikel 7: 653 BW nog niet definitief tot stand is gekomen zal in een reguliere situatie de werknemer rekening moeten houden met het gegeven dat een rechtsgeldig overeengekomen concurrentiebeding in beginsel van toepassing zal zijn.