Vooral eigen belangen havens staat voorop
Intensieve samenwerking havens Rijn-Schelde Delta nog ver weg
Dat samenwerking tussen de havens in de Rijn-Schelde Delta noodzakelijk is, daarover zijn alle betrokkenen het wel eens. Maar hoe ver
die samenwerking moet gaan, tussen welke havens en onder wiens leiding die moet plaatsvinden, daarover bestaat nog veel onduidelijkheid.
Op 2 maart organiseerde het Port Promotion Council Zeeland het mini-congres 'Samenwerking tussen zeehavens in de Rijn-Schelde Delta'.
Vertegenwoordigers van de verschillende havens in het Rijn-Scheldegebied discussieerden met elkaar over verdergaande samenwerking, die
ondanks jarenlange gesprekken en gezamenlijke belangen nog steeds mijlenver weg lijkt.
Voorzitter PPCZ Dhr. Plasse.
Het Port Promotion Council Zeeland verenigt zo'n negentig bedrijven die belang hebben bij een sterke positie van de Zeeuwse havens.
Samenwerking tussen de havens in de Rijn-Schelde Delta kan voor die bedrijven zowel kansen opleveren als bedreigingen. Reden voor PPCZ
om een congres te wijden aan dit onderwerp. Vertegenwoordigers van de havens van Zeeland Seaports, Rotterdam en de Vlaamse havens spraken
in het Scheldetheater in Terneuzen over het belang dat het bedrijfsleven zou kunnen hebben bij verdergaande samenwerking. De genodigden,
waaronder vertegenwoordigers van bedrijven als DOW Chemical, Total en Hesse-Noord Natie, vormden een goede mix tussen het bedrijfsleven,
overheid en politiek.
Huidige positie havens
Dat samenwerking tussen de havens van Rotterdam, Zeeland en Vlaanderen noodzakelijk is om aan de toenemende concurrentie het hoofd te kunnen
bieden, staat buiten kijf. De mondiale concurrentie tussen regio's wordt groter, waardoor ook de concurrentie tussen zeehavens toeneemt.
Bovendien neemt het Verre Oosten een steeds belangrijker positie in de wereldeconomie in. Was Rotterdam lange tijd 's werelds grootste haven
in de steeds belangrijker wordende containeroverslag, tegenwoordig komt die eer aan Hongkong toe.
Voorzitter PPCZ Dhr. Plasse.
Samenwerking tussen de havens in de Rijn-Schelde Delta staat dan ook al sinds een tiental jaren op de agenda van de betrokken bestuurders.
Echter, de nationale en politieke tegenstellingen zijn groot, zoals PPCZ-voorzitter Plasse bij de opening van het congres erkende. Zo bestaat
bijvoorbeeld het Vlaamse havendecreet, dat de havens daar verbiedt grensoverschrijdend samen te werken, nog steeds. Er is de afgelopen jaren
dan ook vooral veel gepraat en weinig concrete voortgang geboekt.
Concurrentiepositie Zeeland
Voor de Zeeuwse havens is samenwerking hoe dan ook bittere noodzaak. De concurrentiepositie van Zeeland is dermate zwak, dat de provincie wel
aansluiting bij de omliggende gebieden móet zoeken. Zo luidde tenminste de keiharde analyse van de heer J. de Vet, de eerste spreker op het
congres. De Vet heeft de afgelopen jaren, als partner van ECORYS-NEI, een verkennende studie gedaan naar de samenwerkingsmogelijkheden in de
Rijn-Scheldedelta. Zeeland bleek uiterst slecht te scoren op diverse factoren die de concurrentiepositie van een regio bepalen, zoals de
aanwezigheid van afzetmarkten, de mate van samenwerking tussen bedrijven, de mate van innovativiteit en ondernemerschap. De omringende regio's,
te weten Antwerpen, Oost-Vlaanderen, West-Brabant en Groot-Rijnmond, scoren op deze punten veel beter. Bovendien blijken de bestaande
concurrentievoordelen van de provincie uiterst kwetsbaar. De Vet wees erop dat Zeeland met name een 'productieregio' is, die het moet hebben
van lage kosten voor bedrijven en voldoende ruimte. Over meer blijvende concurrentiekrachten, zoals de aanwezigheid van kennis, ondernemerschap
en innovativiteit, beschikt de provincie niet of nauwelijks, aldus De Vet. Hij concludeerde dan ook dat Zeeland over een 'magere voedingsbodem'
beschikt en haar heil vooral moet zoeken in samenwerking met de omliggende, wél vitale regio's.
Rotterdamse arrogantie
Dat er bij de Rotterdamse haven weinig noodzaak tot samenwerking lijkt te zijn, was op te maken uit de speech van de heer R. de Boer, in het
kabinet Balkenende I minister van Verkeer en Waterstaat en momenteel commissaris van het Rotterdamse Havenbedrijf en voorzitter van de Rotterdamse
Port Promotion Council. De Boer vergeleek de Rotterdamse haven met een 'olifant' en Zeeland Seaports met een 'muis'. 'Als je naar het overslagvolume
kijkt, is dat een passende vergelijking', stelde De Boer. Toch is het ook voor de 'olifant' noodzakelijk om de blik naar buiten te werpen, al is het
maar omdat de Rotterdamse haven voor bijvoorbeeld stukgoed aan de grenzen van haar groei zit. Maar gelijkwaardige samenwerking lijkt niet wat De Boer
nastreeft. Wat hij wel in gedachten heeft, lijkt meer op een overname: 'De samenwerking tussen de havens in Zuidwest-Nederland is onontkoombaar en
volstrekt logisch. En omdat Rotterdam in deze samenwerking het krachtigste is, ligt het voor de hand dat Rotterdam de leiding in deze nieuwe cluster
neemt. Als de bestuurders in Zeeland en Noord-Brabant erin slagen om uit te stijgen boven hun eigen lokale positie en groter denken, kan dat binnen
vijf tot tien jaar slagen.'
Pannel Congres.
Vlaamse loyaliteit
Deze terughoudendheid van Rotterdam zal de aanwezige Vlaamse havenvertegenwoordigers geen goed gevoel hebben opgeleverd. De samenwerking die Vlaanderen
zoekt met in elk geval Zeeland Seaports en met Rotterdam lijkt er veel meer een op basis van gelijkwaardigheid. Maar, eerlijk is eerlijk, omdat de havens
van Antwerpen en Gent alleen toegankelijk zijn via Nederlandse wateren, kunnen ze zich ook niet de Rotterdamse arrogantie veroorloven. De heer J. Stoop,
voorzitter van de Kamer van Koophandel Antwerpen/Waasland, hield tijdens zijn speech dan ook een warm pleidooi voor intensievere samenwerking. Hij benadrukte
de noodzaak van samenwerking om de concurrentie met havens in de rest van Europa of Azië aan te kunnen. Daarnaast riep hij op het adagium 'eigen geul eerst'
te vervangen door loyaliteit en vertrouwen. Maar juist die twee lijken nog ver weg, getuige de weigering van een groot containerbedrijf om een spreker voor
het congres te leveren, omdat dat 'politiek te gevoelig' lag.
Dhr. R.H. de Boer.
Samenwerken of concurreren?
Blijkbaar bepaalt vooral de macht van een haven de bereidheid tot samenwerking. Terwijl er zo veel meer voordeel te behalen zou zijn. Stoop zei het tijdens
zijn toespraak: de havenautoriteiten in de Rijn-Schelde Delta zouden samen een havengebied kunnen creëren dat op wereldschaal nummer een zou kunnen zijn en
zeker tot de drie, vier beste spelers zou kunnen behoren. Stoop maakte zich dan ook sterk voor intensieve samenwerking om zo naar andere regio's een vuist
te kunnen maken: 'Door te gaan samenwerken op het vlak van onder meer onderzoek, opleidingen, infrastructuur en distributiecentra kunnen we de prijzen laag
houden en dus competitiever zijn.' Anderzijds kunnen door intensievere samenwerking ladingstromen verschuiven van bijvoorbeeld Rotterdam naar Vlissingen en
zo een individuele haven 'traffic' kosten. De Boer toonde met name deze onderlinge concurrentie belangrijk te vinden en zette in zijn speech meteen de zaken
op scherp, door toe te juichen dat de Westerschelde Container Terminal Antwerpen omzet zou kosten ten gunste van Zeeland Seaports. Tijdens het debat vulde hij
dat nog verder aan: 'Het is in eigen land al ongelooflijk moeilijk om een gemeenschappelijke visie te ontwikkelen en afspraken te maken. Er zijn natuurlijk
best dingen die gemeenschappelijk aangepakt zouden kunnen worden, bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid, milieu of infrastructuur. Maar feit is dat je
concurrenten van elkaar blijft en dat maakt het lastig', aldus De Boer.
Regisseursfunctie
Niet alleen de vraag óf er intensiever moet worden samengewerkt is onderwerp van dispuut. Ook over de vraag hóe die samenwerking zou moeten plaatsvinden,
zijn de partijen het nog lang niet eens. Sommige partijen zien een functie weggelegd voor een 'regisseur', anderen sturen voornamelijk aan op marktwerking.
De Boer bijvoorbeeld, die de sturende rol in de samenwerking met Zeeland Seaports zou willen toekennen aan Rotterdam, zei daarnaast: 'Het ontbreekt in
Nederland aan een duidelijke visie op de zeehavens en daarmee ook aan een eenduidig investeringsbeleid van de kant van de rijksoverheid.
De rijksoverheid moet minder 'polderen' en beslissingen sterker durven nemen'. Een duidelijke oproep aan de Nederlandse overheid de regisseursfunctie op zich
te nemen. De heer D. Termont, schepen van de stad Gent met onder andere de Gentse haven in zijn portefeuille en tevens voorzitter van het Havenbedrijf Gent,
was het sterk oneens met de visie van de Rotterdammer: 'Het feit dat er in Vlaanderen tussen de havens een sterke onderlinge concurrentie bestaat, is wat ons
zo sterk maakt. Door naar één centrale structuur te gaan, gaan de bestuurders van de havens met gekruiste armen achter het bureau op orders zitten wachten.'
Al met al zal lijkt verdergaande en serieuze samenwerking vooralsnog een brug te ver. Hopelijk worden de heren beleidsmakers in de tussentijd niet rechts
ingehaald door Le Havre, Hamburg, Bremen of andere havens.
|