Joop en Willemijn, gehuwd en twee kinderen, zijn ieder voor de helft eigenaar van een huis ter waarde van 360.000 euro.
Daarop rust een hypotheek van 180.000 euro. De hypotheekschuld is geheel gedekt door een levensverzekering die bij overlijden
van een van beiden 180.000 euro uitkeert.
Geheel onverwacht overlijdt Joop. Doorgaans wordt in de hypotheek geregeld, dat de bank de eerste begunstigde is voor de uitkering.
De bank lost daarmee de hypotheekschuld af.
De nalatenschap van Joop omvat derhalve de helft van het huis, vrij van hypotheek, dus 180.000 euro (er zijn geen overige bezittingen).
Willemijn en de kinderen krijgen ieder één/derde, ofwel 60.000 euro. Ieder kind is daarover aan successierecht verschuldigd 4.865
euro, in totaal dus 9.730 euro. Willemijn is geen successierecht verschuldigd; haar verkrijging valt geheel binnen de
echtgenotenvrijstelling van 496.324 euro.
Stel dat Willemijn een zogenoemde partnerverklaring of weduweverklaring had getekend. Zij zou dan de eerste begunstigde van de polis
zijn gebleven en verklaard hebben dat de verzekeringsuitkering door haar gebruikt zal worden voor de aflossing van de hypotheek.
Ieders erfdeel bedraagt nu: 360.000 (waarde huis) - 180.000 (hypotheek) = 180.000 : 2 = 90.000 : 3 = 30.000. Willemijn ontvangt
daarnaast van de verzekeringsmaatschappij 180.000 euro, waarmee de hypotheek wordt afgelost.
Ieder kind is verschuldigd aan successierecht 1.763 euro, in totaal dus 3.526 euro. De verkrijging van Willemijn valt in beginsel
weer binnen de echtgenotenvrijstelling. De besparing aan successierecht bedraagt: 9.730 - 3.526 = 6.204 euro.