Wellicht is het U niet ontgaan dat voor de Rechtbank te Arnhem op 28 juni 2005 een procedure heeft plaatsgevonden waarbij Unilever en Albert Heijn tegenover elkaar stonden. In het geding was de vraag of Albert Heijn een aantal artikelen van Unilever zodanig had nagebootst dat daarmee de consument in verwarring kon worden gebracht. Daarbij waren onder meer de producten Calvé pindakaas, Lipton Ice Tea en aan aantal bak-en braadproducten inzet van de strijd.
Unilever beriep zich daarbij met name op kleurmerkregistratie althans het gebruik van kleuren die in de optiek van Unilever door Albert Heijn te zeer waren nagebootst met eigen merkproducten. De conclusie was dat Albert Heijn het gebruik van haar huismerkartikel pindakaas met blauwe dop en de tafelmargarine uit de schappen moest halen. Een aantal andere producten werden wel toelaatbaar geacht.
Een vergelijkbare procedure is gevoerd door Les Grands Chais de France tegen Albert Heijn met betrekking tot de fles met (vorm)merk J.P. Chenet. Albert Heijn had n.l. deze fles en ook het etiket nagebootst omdat men niet langer van deze Franse producent wenste af te nemen omdat deze Franse producent de inkoopprijs wenste te verhogen, hetgeen Albert Heijn in het kader van de supermarktoorlog niet acceptabel vond. De procedure die volgde werd uiteindelijk door Albert Heijn verloren.
Wat is nu de moraal van het verhaal?
Geconstateerd kan worden dat nog steeds vaak wordt aangeleund, zelfs door grote marktpartijen tegen bestaande merken teneinde daarmee bepaalde voordelen te behalen en ook nog af en toe met succes. Omdat dit nauw luistert en het uit dien hoofde ook van groot belang is dat zeer zorgvuldig wordt omgesprongen met dit aanleunen is deskundig advies van grote waarde.
E-mail: mulderink@koch-heuvel.nl